Transgenderzorg weet best wat ze doet
Naar aanleiding van twee publicaties in De Gelderlander dit weekend, voel ik de noodzaak het op te nemen voor de specialisten die transgenderzorg aanbieden in ons land. Dat is niet mijn natuurlijke rol, als vertegenwoordiger van de transgender gemeenschap. Het gaat om de publicaties ‘Dringend meer onderzoek nodig naar transgenderzorg aan jongeren’ en ‘Hormonen geven aan transgenderkinderen is omstreden, maar volgens artsen toch soms nodig’. Wat daar in staat dwingt me om te reageren. De artikelen zijn alarmistisch en tendentieus en doen niet alleen de specialisten in de genderteams tekort, maar berokkenen ook schade aan transjongeren en hun ouders.
Laat ik met het laatste beginnen. Ik hoor vrij regelmatig verhalen van ouders van transgender jongeren die zich in de verdediging gedrukt voelen. Samen met hun kind en de gespecialiseerde zorgprofessionals die hen begeleiden nemen ze zo goed mogelijk beslissingen over transitie en medische behandelingen. Met enige regelmaat worden ze hierover ter verantwoording geroepen door ongeïnformeerde, kritische ouders uit hun omgeving of horen ze in de media trans-vijandige uitspraken van radicale feministen of conservatief Christelijke partijen. In Engeland heeft deze anti-trans-lobby zelfs al geleid tot een tijdelijke pauze in de behandeling van transgender jongeren. Het wachten is op het eerste onderzoek dat laat zien dat daar de suïcide onder transgender jongeren is gestegen. Want over alle leeftijden genomen komt suïcide bij transgender mensen zeven keer vaker voor dan bij de algemene bevolking. Voor transgender jongeren ligt dit nog eens 50% tot 100% hoger dan voor volwassenen.
Dan de zorgspecialisten. De artikelen noemen de behandeling van transgender jongeren ‘relatief nieuw’ en ‘experimenteel’. Dit is tendentieus geformuleerd, want de transgenderzorg aan kinderen en jongeren én het onderzoek ernaar bestaan al zo’n 30 jaar in ons land, en ook al jaren in andere landen. Transgenderzorg aan volwassenen, en het onderzoek daarnaar, bestaat al twee keer zo lang. De huidige Nederlandse richtlijnen voor transgenderzorg zijn op al dat onderzoek gebaseerd. Ik geef toe: naar diabetes wordt al langer onderzoek gedaan. Maar wie transgenderzorg experimenteel noemt, is slecht geïnformeerd.
Wereldwijd zijn de onderzoekers van Amsterdam UMC al decennia leidend in het transgenderonderzoek. Ik begrijp daarom best dat de in het artikel veel geciteerde Steensma van Amsterdam UMC graag meer onderzoek door andere instituten zou willen zien. Het is immer goed wetenschappelijk gebruik dat onderzoekers elkaars werk controleren en aanvullen. Maar dat Steensma beweert niet te weten “of onderzoeken die we in het verleden hebben gedaan nog goed toepasbaar zijn op deze tijd” vind ik gek. Vorig jaar nog publiceerde hij als coauteur een onderzoek waaruit bleek dat de transgender jongeren die zich tegenwoordig aanmelden voor een behandeling niet verschillen in demografie of gendergevoelens van die van vroeger: behalve dan dat het tegenwoordig veel vaker transjongens zijn dan vroeger. Ook laat datzelfde onderzoek zien dat de transgenderjongeren gemiddeld genomen psychisch stabieler zijn dan vroeger. Ook weet Steensma uit een ander onderzoek dat een transitie voor psychisch stabiele jongeren doorgaans goed uitpakt. Dit onderzoek wordt in een van de artikelen zelfs genoemd. Al met al geen reden voor ongerustheid dus.
De transgenderzorg bij Radboud UMC wordt in het artikel gepresenteerd alsof die niet vol overtuiging van start is gegaan. Dat doet de zeer gemotiveerde specialisten Claahsen en Verhaak echt tekort. Zij hebben jarenlange expertise in gender- en hormoonbehandelingen voor intersekse personen en ik ken hen als zeer gemotiveerd om met hun team zorg voor transgender jongeren te bieden.
Tot slot komt in de artikelen ook de situatie in Engeland aan bod, waar de rechter besloot dat transgender jongeren hun eigen situatie niet kunnen inschatten. Steensma neemt terecht afstand van die uitspraken. Ik deel zijn mening dat veel jongeren wel degelijk kunnen beslissen over hun eigen behandeling. Hulp van hun ouders en goede informatie van de behandelaars helpen daarbij.
Ik hield aan het lezen van de beide artikelen een nare smaak over. De uitspraken van de experts zijn naar mijn idee in een alarmistische sfeer met elkaar in verband gebracht. Deze toon deed mij denken aan de eerder genoemde anti-trans-lobby. Dat transjongeren meermalen met hun verkeerde gender getypeerd werden, maakte dat gevoel er niet beter op.
Transgenderzorg aan jongeren is doordachte zorg, gebaseerd op jarenlange ervaring en onderzoek en kennis die zich elke dag verder uitbreidt. Deze artikelen doen geen recht aan al die specialisten die zich dagelijks met betrokkenheid en kennis van zaken inzetten om transgender mensen te helpen. Ik hoop maar dat deze tendentieuze artikelen geen afbreuk doen aan het draagvlak voor zorg die al decennialang levens redt.
Lisa van Ginneken
PS: deze reactie is aan De Gelderlander aangeboden, maar niet gepubliceerd.